Ecologisch Werkprotocol Onderhoud waterkeringen
Dit protocol is opgesteld volgens de WSRL-richtlijn Wet natuurbescherming
Werkzaamheden
Categorie: bestendig beheer en onderhoud
Type werken: dit zijn handelingen die vallen onder gedragscode en richtlijn:
- Alle werkzaamheden
- Maaien (droog)
- Snoeien en dunnen
- Waterkeringen en duikers onderhouden en oevers en kaden herprofileren
- Verhardingen onderhouden
- Begrazen
Uitvoering: Jaarrond
Werkgebied en beschermde soorten
Het werkgebied omvat alle primaire en regionale waterkeringen van Waterschap Rivierenland. Voor het constateren van beschermde soorten wordt een analyse uitgevoerd per onderhoudscontract zodat inzichtelijk is of een beschermde soort aanwezig is. De opdrachtnemer krijgt hiervoor de beschikking over een digitale kaart met de onderhoudspercelen en verspreidingsinformatie van relevante soorten (NDFF-locaties2). De dijkpercelen die vallen onder dat contract worden onderzocht door de opdrachtgever en opdrachtnemer. De NDFF-locaties worden jaarlijks ontleend aan Geoweb en vernieuwd in de digitale kaart.
De NDFF Verspreidingsatlas is een naslagwerk met afbeeldingen en informatie over duizenden soorten die in de Nederlandse natuur voorkomen. De verspreidingskaarten worden gemaakt met gevalideerde gegevens uit de Nationale Databank Flora en Fauna.
Werkvoorschriften
Werk volgens dit ecologisch werkprotocol.
Zorg ervoor dat dit werkprotocol tijdens de hele uitvoeringsperiode op de werklocatie aanwezig is en bekend is bij alle betrokkenen. Wanneer tijdens de uitvoering bijzonderheden of afwijkingen in de werkvoorschriften optreden die niet worden genoemd in dit werkprotocol en waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat ze schadelijk zijn voor aanwezige soorten en/of natuurwaarden, communiceer dit zo spoedig mogelijk met een deskundige ecoloog en de dijkbeheerder, zodat overleg over passende maatregelen kan plaatsvinden.
Leg keuzes die naar aanleiding van dit werkprotocol zijn gemaakt in een logboek vast.
Onderstaande maatregelentabel geeft een overzicht van de maatregelen uit de WSRL-richtlijn inclusief argumentatie waarom maatregelen wel of niet worden genomen bij deze onderhoudswerkzaamheden.
Verdere informatie
Zie Richtlijn Wet natuurbescherming, Onderdeel soortbescherming, Bestendig beheer en onderhoud, Implementatie gedragscode voor Waterschap Rivierenland. Waterschap Rivierenland, Tiel, 2018. bijlage 5: Lijst met beschermde soorten. (Voor hyperlink: zie voetnoot 1.)
Voor werkzaamheden die leiden tot duurzaam verontrusten van dassen en bevers hanteren we afzonderlijke protocollen, afhankelijk per provincie. Dit is maatwerk in overleg met de dijkbeheerder en een deskundig ecoloog. Otters komen niet voor op de waterkeringen, hier is geen protocol voor beschikbaar.
Maatregelentabel
Type werk |
Specifiek aandacht voor |
Omschrijving maatregel |
Je gaat de maatregel nemen |
Je gaat de maatregel niet nemen (beschrijf alternatief) |
NVT |
Alle werkzaamheden |
Alle soorten |
Natuurvriendelijk materieel inzetten en/of sparende technieken toepassen. |
X | ||
Alle werkzaamheden |
Alle soorten |
De rijsnelheid van machines en voertuigen zo afstellen dat dieren zo veel mogelijk kunnen wegvluchten. Bij voorkeur stapvoets rijden. |
X | ||
Alle werkzaamheden |
Alle soorten |
Zoveel mogelijk gebruik maken van bestaande infrastructuur van wegen, paden en sporen. |
X | ||
Alle werkzaamheden |
Alle soorten |
Werkzaamheden uitvoeren in de daglichtperiode. Bij nachtelijke verlichting van een werklocatie uitstraling naar de omgeving vanaf een uur na zonsondergang voorkomen. |
X | ||
Alle werkzaamheden |
Alle soorten |
Eén kant op werken en, indien aan de orde, van de dichte zijde naar het open water of gebied. Barrièrewerking zoveel mogelijk voorkomen. Beschreven alternatief toepassen (zie rechts). |
X |
-Â Â Â Â Â Â Bij aankomst bij een werkvak wordt vanaf de bovenzijde 1 werkbaan afhangend gemaaid zodat de bovenste 2,4m wordt gemaaid. Het wild wordt gealarmeerd door de akoestische wildredder en zal wegvluchten verder naar beneden. -Â Â Â Â Â Â De tweede werkbaan wordt ingezet onder bij de knik van plat naar talud (i.v.m. de veiligheid). Het wild dat nog niet uit het werkvak gevlucht is na de eerste baan zal nu waarschijnlijk ook wegvluchten door de akoestische wildredder. -Â Â Â Â Â Â Vervolgens wordt het platte gedeelte gemaaid in banen richting de uiterwaarden zodat het overgebleven wild een goede vluchtweg heeft. -Â Â Â Â Â Â Het talud zal als laatste worden gemaaid van onder naar boven (omdat dit niet anders kan i.v.m. de veiligheid). De mogelijkheid bestaat dat er nog een enkel dier in deze strook zit, daarom passen wij op de taluds onze snelheid aan van 7 per uur naar 5 km per uur, zodat dit wild de mogelijkheid heeft om voor de tractor uit weg te vluchten en zijn weg richting de uiterwaard over het al gemaaide gras kan vinden. -Â Â Â Â Â Â Bij grote verkeersdrukte even wachten met maaien. | |
Maaien (droog) |
Beschermde |
Voorafgaand aan het maaien een keuze maken uit één van deze vier strategieën: | |||
Maaien (droog) |
Beschermde |
|
In verband met civieltechnische | ||
soorten |
het broedseizoen ten minste 50% van de vegetatie sparen. De overige delen kort houden. Maaisel afvoeren. |
eisen aan de grasbekleding is 2x/jaar maaien en afvoeren vereist. De eerste maaibeurt voor de zomer. | |||
Maaien (droog) |
Beschermde |
|
X Indien | ||
soorten |
en gedurende het broedseizoen in hun geheel permanent ongeschikt zijn of worden gehouden voor broedende vogels, bv. door de vegetatie kort te houden. Wegbermen van minder dan 2 m breed worden gezien als ‘ongeschikt voor broedende vogels’. |
gazonbeheer | |||
Maaien (droog) |
Beschermde |
|
X | ||
Maaien (droog) |
Beschermde |
|
De eerste maaironde begint uiterlijk medio juni. Zie vorig punt. De tweede maaironde valt buiten het broedseizoen. | ||
Maaien (droog) |
Beschermde |
In gazons en andere intensief gebruikte en beheerde plaatsen jaarrond maaien, mits tijdens het werken goed wordt gelet op beschermde soorten. |
X | ||
Maaien (droog) |
Beschermde |
De maaibalk zo afstellen dat dieren zo veel mogelijk kunnen wegvluchten. |
X (Wildredder | ||
Maaien (droog) |
Broedende vogels |
Rietland uitsluitend buiten het broedseizoen maaien. |
X | ||
Maaien (droog) |
Bever, das en |
In de nabijheid van een bewoonde burcht of oeverhol tijdens de kraamtijd (bever: mei t/m augustus; das: december t/m juni; otter: april t/m december) alleen maaien als de verstoring zo veel mogelijk wordt beperkt. |
X (Zie betreffende protocollen) | ||
Maaien (droog) |
Veldspitsmuis |
Schade aan het functionele leefgebied |
X | ||
Maaien (droog) |
Ree, edelhert en damhert |
In dekking aangetroffen kalveren buiten de werkstrook plaatsen door de dieren aan te vatten met een flinke bos gras (nooit direct aanraken, ook niet met handschoenen). |
Worden nooit op waterkeringen aangetroffen) | ||
Maaien (droog) |
Beschermde amfibieën |
Voortplantingsplaatsen (behalve van rugstreeppad) markeren, zodat de bodem niet wordt beschadigd, en enkel bij droog weer maaien. In een strook van minimaal 5 m van de perceelrand uitsluitend maaien met maaiapparatuur met een minimale aanzuigende werking en maaihoogte aanpassen naar minimaal 10 cm. |
X | ||
Maaien (droog) |
Reptielen |
Uitsluitend met aangepaste apparatuur met een minimale aanzuigende werking maaien. |
X | ||
Maaien (droog) |
Ringslang |
Als de habitatbenadering niet wordt toegepast, pas na 15 september maaien. |
X | ||
Maaien (droog) |
Beschermde vlinders en libellen |
Voortplantingsplaatsen in de periode 1 september t/m 31 maart maaien. Minimaal 25% van de vegetatie sparen, bij voorkeur de plaatsen met waardplanten van de betreffende soort. |
X | ||
Maaien (droog) |
Beschermde |
In beginsel in de periode van zaadzetting t/m 29 februari maaien. |
X | ||
Maaien (droog) |
Beschermde |
Als tijdens de groeiperiode in de directe nabijheid wordt gemaaid, groeiplaatsen markeren en beschadiging van de bodem vermijden. |
X | ||
Snoeien en dunnen |
Alle soorten |
Vermijdbare schade aan bermen, slootkanten, houtsingels, bosjes en solitaire bomen, bv. door insporing of beschadiging van de bast, voorkomen. |
X | ||
Snoeien en dunnen |
Beschermde zoogdieren |
Bij verwachte schade ontheffing aanvragen bij het bevoegde gezag. |
X | ||
Snoeien en dunnen |
Vleermuizen |
Indien kraam-, paar-, of winterverblijven of vliegroutes aanwezig zijn, in overleg met een ecologisch deskundige zo werken dat schade zoveel mogelijk wordt voorkomen en dat de functionaliteit van het leefgebied behouden blijft. Aantasting van foerageergebieden en vliegroutes zo veel mogelijk vermijden. Bij voorkeur in de periode 15 augustus t/m 31 oktober werken. |
X | ||
Snoeien en dunnen |
Bever, das en |
Snoeihout laten liggen, maar niet nabij |
X (Snoeihout wordt van de waterkering verwijderd om civieltechnische reden. Verder als in voorschrift. Zie betreffende protocollen) | ||
Snoeien en dunnen |
Bever, das en |
Bomen en struiken op en rondom de burchtlocatie (straal minimaal 20 m) zoveel mogelijk sparen. |
X (Bomen en struiken worden van de waterkering verwijderd om civieltechnische reden. Verder als in voorschrift) | ||
Snoeien en dunnen |
Bever, das en |
De velrichting van bomen van de burchtlocatie afwenden. |
X | ||
Snoeien en dunnen |
Eekhoorn en boommarter |
Bewoonde nesten/nestholten sparen en alleen beschadigen of vernietigen als dit voor de werkzaamheden onvermijdelijk is en enkel nadat een ecologisch deskundige heeft vastgesteld dat er in de omgeving voldoende alternatieve nestgelegenheid is. |
X | ||
Snoeien en dunnen |
Eekhoorn en boommarter |
Nesten/nestholten nooit tijdens de kraamperiode (eekhoorns: februari t/m augustus; boommarters: maart t/m augustus) vernietigen of beschadigen. |
X | ||
Snoeien en dunnen |
Ree, edelhert en damhert |
In dekking aangetroffen kalveren in beginsel ongemoeid laten en niet aanraken. De werkzaamheden zo uitvoeren dat de dieren er geen last van hebben. Als dit niet mogelijk is, de dieren buiten het werkgebied plaatsen door de dieren aan te vatten met een flinke bos gras (nooit direct aanraken, ook niet met handschoenen). |
X (Worden nooit op waterkeringen aangetroffen) | ||
Snoeien en dunnen |
Beschermde amfibieën |
Leefgebied slechts indien noodzakelijk betreden. |
X | ||
Snoeien en dunnen |
Beschermde amfibieën |
Vaste rust- en verblijfplaatsen, bv. poelen met kamsalamander of knoflookpad, zo nodig markeren, zodat de bodem en oever niet worden beschadigd of platgereden. |
X | ||
Snoeien en dunnen |
Beschermde amfibieën |
Houtachtige begroeiingen, zoals houtrillen, boomstronken en bladhopen, in de winterperiode (1 oktober t/m 31 maart) zo veel mogelijk ontzien. |
X (Op de waterkering komen geen houtrillen, boomstronken en bladhopen voor) | ||
Snoeien en dunnen |
Beschermde amfibieën |
Bij voorkeur tussen 15 augustus en 15 |
X | ||
Snoeien en dunnen |
Beschermde amfibieën |
Waar kritische soorten voorkomen, landhabitat in de winterperiode (1 oktober t/m 31 maart) óf geheel ontzien, óf werkzaamheden in handkracht uitvoeren. Bodemverwonding door spoorvorming of het uitslepen van bomen voorkomen. |
X | ||
Snoeien en dunnen |
Vliegend hert |
Kapwerkzaamheden buiten het vliegseizoen (1 mei t/m 31 oktober) uitvoeren. |
X (Komt niet voor op waterkeringen) | ||
Snoeien en dunnen |
Vliegend hert |
Bomen niet geheel kappen: alleen de |
X (Komt niet voor op waterkeringen) | ||
Snoeien en dunnen |
Vliegend hert |
Gekapt dood hout achterlaten op de locatie in de directe nabijheid van de betreffende boom. |
X (Komt niet voor op waterkeringen) | ||
Snoeien en dunnen |
Iepenpage |
Iepen sparen bij dunningswerkzaamheden. |
X | ||
Snoeien en dunnen |
Beschermde |
Groeiplaatsen markeren en beschadiging hiervan vermijden. |
X | ||
Waterkeringen |
Broedende vogels |
Indien de waterkering voorafgaand aan het broedseizoen tijdelijk ongeschikt is gemaakt door de vegetatie zeer kort te houden of te frezen en/of door deze dagelijks te betreden, mogen noodzakelijke werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd. |
X (Bij herstelwerkzaamheden in broedseizoen: locatie onderzoeken (voorlopen)) | ||
Waterkeringen |
Bever, das en |
Bij alle werkzaamheden een afstand van minimaal 20 m tot de burcht aanhouden, m.u.v. voorbijgaande profileringsbewegingen op het water of aan de andere zijde van het water. In zeer dringende omstandigheden is buiten de kraamtijd een kortere afstand toegestaan, mits de burcht niet wordt beschadigd. |
X (Zie ook betreffende protocollen) | ||
Waterkeringen |
Waterspitsmuis en noordse woelmuis |
Niet in voortplantingsperiode (april t/m |
X | ||
herprofileren |
Beschermde amfibieën |
Leefgebied (behalve van rugstreeppad) markeren en slechts indien noodzakelijk betreden, zodat de bodem niet wordt beschadigd of de oever niet wordt platgereden. |
X | ||
herprofileren |
Beschermde amfibieën |
Wanneer het betreden van leefgebied (voortplantingshabitat) noodzakelijk is, gebeurt dit bij voorkeur niet in de voortplantingsperiode (globaal maart t/m augustus). |
X | ||
herprofileren |
Ringslang |
Op overwinteringsplaatsen (in basaltstenen oeverbeschoeiing of -verdediging) bij voorkeur niet in de winterperiode (1 oktober tot 15 april) werken. |
X | ||
herprofileren |
Platte schijfhoren |
In de periode 1 oktober t/m 30 november werken en 25% van de bodem sparen. |
X (Komt niet voor op waterkeringen) | ||
herprofileren Waterkeringen en duikers onderhouden en |
Beschermde vlinders en libellen |
Leefgebied markeren en slechts indien noodzakelijk betreden, om te voorkomen dat de vegetatie wordt beschadigd. |
X | ||
oevers en kaden herprofileren | |||||
Waterkeringen |
Beschermde |
Groeiplaatsen markeren en slechts indien noodzakelijk betreden, om te voorkomen dat de bodem en de vegetatie worden beschadigd. Als werkzaamheden onvermijdelijk zijn om waterstaatkundig bedreigende situaties te voorkomen, de groeiplaatsen met een ruime hoeveelheid grond verplaatsen naar een ander geschikt biotoop. |
X | ||
Verhardingen onderhouden |
Bever, das en |
In de nabijheid van een bewoonde burcht of oeverhol tijdens de kraamtijd (bever: mei t/m augustus; das: december t/m juni; otter: april t/m december) alleen werken als de verstoring zo veel mogelijk wordt beperkt. Bij burchten van 1 september t/m 31 december werken, vooral als er burchten van zowel bevers, dassen als otters zijn. |
X (Zie betreffende protocollen) | ||
Verhardingen onderhouden |
Bever, das en |
Bij alle werkzaamheden tijdens de kraamtijd een afstand van minimaal 50 m tot de burcht aanhouden. Buiten de kraamtijd een afstand van minimaal 20 m tot de burcht aanhouden. In zeer dringende omstandigheden is buiten de kraamtijd een kortere afstand toegestaan, mits de burcht niet wordt beschadigd. |
X | ||
Verhardingen onderhouden |
Vleermuizen |
Indien op voorhand duidelijk is dat een ecologisch effect verwaarloosbaar is, zijn aanvullende maatregelen niet nodig (bv. als overdag een toegangsweg opnieuw wordt bestraat, terwijl in de berm een boom is waarin zich een vleermuiskolonie bevindt; de boom blijft onaangeroerd). |
X | ||
Verhardingen onderhouden |
Beschermde amfibieën |
Voortplantingsplaatsen (behalve van rugstreeppad) markeren en slechts indien noodzakelijk betreden, zodat de bodem niet wordt beschadigd of platgereden. |
X | ||
Verhardingen onderhouden |
Zandhagedis |
Bij onderhoud aan strandhoofden rekening houden met de voortplantingsperiode (eind april t/m september). |
X (Komen niet voor in werkgebied) | ||
Verhardingen onderhouden |
Beschermde insecten |
Leefgebied markeren en slechts indien noodzakelijk betreden, om te voorkomen dat de vegetatie wordt beschadigd. |
X | ||
Verhardingen onderhouden |
Beschermde |
Grond en materialen elders opslaan. |
X | ||
Verhardingen onderhouden |
Vliegend hert |
Oude houtstapels van eikenhout sparen. |
X (Komt niet voor in werkgebied) | ||
Verhardingen onderhouden |
Beschermde |
Als schade door de werkzaamheden niet kan worden uitgesloten, groeiplaatsen markeren en slechts indien noodzakelijk betreden, om te voorkomen dat de vegetatie wordt beschadigd. |
X | ||
Verhardingen onderhouden |
Beschermde |
In gebieden met (zoutgevoelige) planten gladheidbestrijding met niet-schadelijke middelen uitvoeren of de strooier zo afstellen dat er ter plaatse nauwelijks zout in de berm komt. |
X (Behoort niet tot werkzaam-heden) | ||
Begrazen |
Beschermde |
In het begrazingsplan rekening houden met het voorkomen van beschermde soorten. Zo nodig deelgebieden uitrasteren en/of de begrazingsdruk (aantal dieren en periode van begrazing) en de keuze van diersoort hierop aanpassen. |
X (Er is geen begrazingsplan. Wel moet de onderhoudsnemer zich aan deze bepaling houden.) | ||
Begrazen |
Beschermde |
In natuurgebieden begrazing inzetten in overleg met de terreinbeherende organisatie. |
X Dijktaluds zijn geennatuurgebieden. | ||
Begrazen |
Broedende vogels |
Als tijdens het broedseizoen op de grond of in het riet broedende vogels aanwezig kunnen zijn, dan is begrazing toegestaan als de dieren al zijn ingeschaard voordat er broedende vogels zijn. |
X | ||
Begrazen |
Bever en das |
Bij begrazing in gebieden met een bewoonde burcht passende maatregelen nemen zoals het uitrasteren van een burcht (met door bevers en dassen passeerbare rasters), het verlagen van de begrazingsintensiteit, of de keuze voor een andere veesoort. |
X | ||
Begrazen |
Beschermde amfibieën |
In de nabijheid van poelen en andere voortplantingsplaatsen van bv. kamsalamander of knoflookpad met zorg voorkomen dat de bodem door het vee wordt platgetreden. Zo nodig de voortplantingsplaatsen uitrasteren. Voorkomen dat mest de poel vervuilt. |
X | ||
Begrazen |
Reptielen |
De veedichtheid in overleg met een |
X | ||
Begrazen |
Ringslang |
Broedhopen uitrasteren en niet beschadigen. |
X | ||
Begrazen |
Beschermde insecten |
In overleg met een ecologisch deskundige maatregelen nemen waarmee schade aan de dieren én hun leefgebieden zo veel mogelijk wordt voorkomen. Deze in het beheerplan of begrazingsplan of in een ecologisch werkprotocol vastleggen. |
X |